De ontpubering van de alcoholgeneratie
Het heeft even geduurd, maar we zijn er dan toch eindelijk. Brouwers lijken niet langer geïnteresseerd in het maken van ’s werelds sterkste bier. Tuurlijk: de rivaliteit tussen Schorschbräu en BrewDog was op zich nog wel grappig, al kwamen er volstrekt ondrinkbare brouwsels uit voort. Dan hadden we nog Het Koelschip, dat gewoon pure alcohol erbij kieperde en zo tot een bizarre verkrachting van het principe achter de Vin Doux Naturel (versterkte wijn) kwam. In al die vreemde experimentjes waren er twee constanten: de absurde kostprijs en het totale gebrek aan kwaliteit. Wat diepe wonden heeft geslagen, is de controverse rond het Schotse Brewmeister. Terwijl de brouwers die eerst deelnamen aan de “ABV Race” toch nog enigszins probeerden een schijn van kwaliteit hoog te houden, gingen zij openlijk hun bier adverteren als spul waar je snel dronken van wordt. Snel, maar kennelijk niet zo snel. Hun Armageddon, die bij verschijnen het sterkste bier ter wereld zou moeten zijn, kwam volgens sceptici zelfs nog niet in de buurt van 65% alcohol. Volgens de jongens van TheBeerCast zouden laboratische dichtheidsmetingen sluitend hebben bewezen dat Armageddon slechts 16% alcohol zou bevatten, en dat de hele opzet van Brewmeister dus een grote leugen geweest zou zijn. Een leugen die overigens minstens 61 euro per klein flesje kost. Dat is een dure grap. Na tig glazen Double Black (26%) en Kamikaze (17,5%) te hebben getapt op het Zythos-festival, heb ik het wel begrepen. Voor Jan met de pet (lees: niet de gemiddelde 1%-biernerd) blijft het drinken van zo’n bier een soort streep op het conto. “Ik heb er meerdere gedronken, wat ben ik stoer”. Velen kwamen eenvoudig weg vragen naar “het sterkste wat we hadden”, en dan vraag ik me ernstig af of je bier komt drinken, dan wel beter thuis was gebleven met een fles goedkope wodka. Want ja, die kostprijs speelt ook al mee natuurlijk en het aantal mensen dat me met glazige, onbegrijpende ogen aankeek wanneer ik zei dat we halfjes tapten voor dezelfde prijs was haast niet te tellen. “Het is toch maar bier?” en “Dat is toch geen bier meer?” zijn de verrassende tegenstellingen die je constant te horen krijgt als het op eisbocks en andere hoog alcoholische bieren (vanaf 15%) aankomt. Vooral de argumenten voor dat laatste zijn kostelijk: “Er staat geen schuim op” hoor je wellicht nog het vaakst. Doorgaans zijn dat de mensen die hun schuim het liefst zo stijf als meringue hebben. Het is dus geen bier zonder E-nummer (E405 proteïnestreng, pleeg ik me te herinneren)? Dan kan platte lambiek van amper 5% alcohol het ook al schudden. Wees alsjeblieft wat toleranter in je definitie van wat “nog bier is”, daar word je absoluut rijker van. Laat duidelijk zijn dat er een duidelijk verschil is tussen extreem bier en hoog alcoholisch bier. Extreem bier is een smaaksensatie, en alle pieken in de waarden – of dat nu alcohol, hop, mout of suiker is – zijn in dat kader louter functioneel. Een mooie, hoppige session APA van 3% is net zo extreem als een goed gemaakte eisbocked imperial stout van 20% of meer. Het gaat erom dat je beïnvloed wordt op een manier die je niet verwacht. Dat heb je niet bij het bier dat louter de ambitie heeft het sterkste ter wereld te zijn. Met de bieren die louter alcohol-voor-de-alcohol zijn, is altijd schaamte gemoeid. Het is als de eerste joint roken achter de fietsenstalling: de opstandige puber in jezelf terugvinden als het ware. Gelukkig hebben we buiten Brewmeisters Snake Venom, dat met 67,5% (zo beweren ze toch maar weer) het sterkste bier ter wereld zou zijn, al erg lang geen pogingen meer gezien om aan de top van de alcoholladder uit te komen. Ik kan alleen maar hopen dat brouwers de interesse definitief hebben verloren, en dat we als bierliefhebber collectief uitgepuberd zijn. Dood aan het sterkste bier ter wereld, en lang leve het extreme bier!